Aanwijzing kerngebieden weidevogels Zuid-Holland

Aanwijzing kerngebieden weidevogels Zuid-Holland

Momenteel is er een brede discussie gaande over de (wijze van) aanwijzing van weidevogelkerngebieden. Daarover heeft al een eerste overleg plaatsgevonden en zal op 1 april a.s. een tweede bijeenkomst in het Provinciehuis worden gehouden, waarvoor  coördinatoren weidevogelbescherming, agrarische natuurverenigingen en terreinbeherende instanties uitgenodigd zijn.

Mede namens de Stichting Twickel, de Agrarische Natuurvereniging Santvoorde, de Haagse Natuurbeschermingsvereniging AVN en de Vereniging voor Vogelbescherming s’-Gravenhage e.o. is er een brief aan de Provincie gestuurd waarin aandacht wordt gevraagd voor de wijze waarop de selectie van de vogelsoorten plaatsvindt en de wijze waarop de kerngebieden worden aangewezen. De integrale tekst is hieronder weergegeven.

 

Wij begrijpen dat er, gezien het beperkte budget, keuzen gemaakt moeten worden, maar de onderbouwing van de keuze voor de door de provincie voorgestelde kerngebieden draagt een groot risico in zich van verlies aan draagvlak bij juist die mensen en organisaties, van wier inspanning het realiseren van de provinciale doelstellingen op het gebied van weidevogelbeheer afhankelijk zijn.

Achtereenvolgens gaan wij in op de soortselectie en de methodiek, die door Alterra in zijn rapportage  wordt voorgestaan, om tot aanwijzing van kerngebieden over te gaan.

 

Soortkeuze
Wij vinden de keuze voor de grutto belangrijk; de grutto is inderdaad een sleutelsoort, maar tegelijkertijd is de keuze voor deze soort naar onze mening te beperkt. Immers, veel andere weidevogelsoorten, maar ook de soorten van akker – en bollenland en erfvogels  laten al vele jaren een afnemende trend zien. De stand van de veldleeuwerik is al geruime tijd dalende, maar ook een soort als de scholekster, ooit zeer algemeen, laat de laatste jaren een achteruitgang zien die het beste omschreven kan worden als een vrije val.

De aanwijzing dient dus op meer soorten gebaseerd te zijn dan alléén de grutto. Dit klemt des te meer omdat, mede in het licht van de nieuwe GLB regeling in 2016, veel agrarische natuurverenigingen bezig zijn met het (laten) ontwikkelen van gebiedsprofielen, die beogen:

  •  Agrarisch natuurbeheer te stimuleren;
  • Landschappen aantrekkelijk(er) te maken voor weide-,  akker-, bollen- en erfvogels, met als totaaldoel een versterking van de biodiversiteit;

 Het is voor de betrokken organisaties niet erg bemoedigend daarmee actief te zijn in de wetenschap dat de Provincie niet van een totaalvisie uitgaat en zich daarbij bovendien geen rekenschap geeft van het feit dat draagvlak in de maatschappij de legitimatie levert voor de financiële inspanning voor het agrarisch natuurbeheer.

Het benodigde draagvlak zal met name bij boeren, weidevogeltellers- en -beschermers onder druk komen te staan , als rijke weidevogelgebieden, die dankzij hun passie en inspanning, tot stand zijn gekomen , niet worden meegewogen bij de uiteindelijke keuze (zie het volgende hoofdstuk). Hierdoor ontstaat het risico dat zij hun inspanningen zullen staken, omdat die inspanningen er kennelijk niet toe doen. 

Methodiek aanwijzing kerngebieden
U heeft aangegeven voor de analyse gebruik te maken van de digitale informatie uit het weidevogelmeetnet SOVON uit de jaren 2006 en 2009. De huidige praktijk is  dat veel weidevogelonderzoek verricht wordt op vrijwillige basis, waarbij de kwalitatieve rapporten vaak niet verder komen dan de bureaus van agrarische natuurverenigingen en/of terreinbeherende instanties.

Anders gezegd: als de analyse puur plaatsvindt op basis van de door u gekozen praktische/technische grondslag, zullen ten onrechte gebieden buiten beeld blijven als kerngebied en worden wellicht belangrijke kansen gemist waar het gaat om de bescherming van de onder druk staande weide- en andere boerenlandvogels.

Daar komt bij dat, zoals in het vorige hoofdstuk onder uw aandacht is gebracht, de realisatie van de gebiedsprofielen en de daarmee verband houdende inspanningen als een van de doelen heeft de potentie voor weidevogels te verhogen. Het zou een tegenstrijdig en verkeerd signaal zijn als de Provincie die gebieden op grond van tekortkomingen van de toegepaste methodiek vervolgens niet als kerngebied aanwijst!
Wij zijn van mening dat de aanwijzing van kerngebieden te belangrijk is om afhankelijk te stellen van het al dan niet beschikbaar zijn van digitale informatie.

Wat vragen wij van u?
De analyse en uiteindelijke selectie van soorten breder te maken. Dat houdt onder andere in het mede gebruik maken van (interne) weidevogelrapporten, die niet digitaal beschikbaar zijn (maar wel bij SOVON aanwezig kunnen zijn) en overleg met terreinbeherende instanties, agrarische natuurverenigingen en andere gebiedsdeskundigen opdat niet alleen de tellingen, maar ook andere gegevens in samenhang met het noodzakelijke draagvlak t.b.v. de besluitvorming beschikbaar zijn .

.

Reacties zijn gesloten.